woensdag, februari 11, 2004

Gezagsondermijning

Door prof. dr. A.B. Ringeling

Op het eerste gezicht is het wat merkwaardig: die burgemeesters en wethouders die via de media laten weten dat zij niet zullen meewerken aan de uitzetting van afgewezen asielzoekers als dat beleid niet verandert. Dat is je reinste gezagsondermijning, deelde de minister Remkes van Binnenlandse Zaken, toch al niet een van de subtielste van het gezelschap, mee. Als de dames en heren gemeentebestuurders zouden volharden in hun houding zou er maar eens een stevig bestuurlijk gesprek moeten volgen. Want deze vorm van bestuurlijke ongehoorzaamheid is in zijn ogen volstrekt onaanvaardbaar. Het beleid is democratisch tot stand gekomen en nu dienen de gemeenten dat beleid gewoon uit te voeren.

De werkelijkheid ziet er echter wat anders uit dan het kabinet graag zou willen zien. Ingewikkelder ook dan de minister van Binnenlandse Zaken misschien graag zou willen.

Er is inderdaad op rijksniveau een besluit genomen. Wat zeg ik, er zijn door de centrale overheid tal van besluiten genomen. Die besluiten hadden een kenmerk, namelijk dat zij geen keer hetzelfde waren. De ene keer dit besluit, de andere keer dat besluit.

Dat was de schuld van de Partij van de Arbeid, probeerde de minister van Vreemdelingenbeleid, Verdonk, nog even. Dat zou de partij van het gedogen zijn. Kletskoek voor eenieder die een beetje verstand van de bestuurlijke ontwikkeling in dit land heeft. Want zo gaat het in het Nederlandse vreemdelingenbeleid al decennia. Er is sprake van een voortdurend veranderend stelsel van regels. Wie vraagt al die besluiten klakkeloos uit te voeren, maakt van de uitvoerders clowns, deerniswekkende figuren die niet meer zijn dan de verlengde arm van het departement. En zo zit het Nederlandse bestuur toevallig niet in elkaar.

Iedereen die dan ook uitroept, dat de overheid als een eenheid moet optreden, heeft het over een Haagse wensdroom. Dat heeft het openbaar bestuur nooit gedaan en dat zal ook nooit gebeuren. Alleen al de onderling straatvechtende politieke groeperingen en dertien onverenigde departementen die je op centraal overheidsniveau kunt waarnemen, maken dat gebrek aan eenheid al duidelijk. Laat staan als we het over overheden hebben die andere functies, een andere achterban en een ander takenpakket hebben dan het rijk.

Waar zijn die gemeenten namelijk voor? Om in intensief contact met hun bevolking te proberen lokaal te besturen. Van gemeenten wordt altijd gezegd dat het de bestuurseenheden zijn die het dichtste bij de bevolking staan. Zelfs ministers van Binnenlandse Zaken zeggen dat nog wel eens in een milde bui. En van dichtbij kan de wereld er heel anders uitzien dan vanuit de Haagse kantoorkolossen.

In dit geval geldt dat in het bijzonder. Men kan verrast zijn door de heftigheid waarmee burgers en bestuurders vooral in het Noorden van het land voor mensen die uitgezet dreigen te worden, in de bres springen. In het verleden was er in dezelfde regio nogal wat verzet tegen de vestiging van centra voor asielzoekers. En dan nu deze houding, dat is heel bijzonder. Het getuigt ook van een grote medemenselijkheid. Men heeft mensen leren kennen, die men nu niet meer kwijt wil. Burgers maken dat hun bestuurders duidelijk. En die plaatselijke bestuurders kunnen niet doen alsof zij doof zijn. Dat kan misschien in Den Haag, het kan niet in Friesche of Groningse plattelandsgemeenten.

In Den Haag hebben afgewezen asielzoekers geen gezicht. In de gemeenten zijn het een buurman en buurvrouw, kinderen in de klas, en de linkshalf bij de F-jes.

Anderen dan de gemeentebestuurders zouden het gezag van de overheid wel eens veel meer kunnen ondermijnen. Bijvoorbeeld bestuurders die niet willen luisteren naar wat er in het land aan geluiden klinkt. Politici voor wie uitsluitend geldt wat in moeizame compromissen op rijksniveau is besloten. Of die selectief verontwaardigd zijn wanneer een aanslag door een puber van Turkse komaf of een autochtoon van bijna veertig jaar wordt gepleegd. Politici voor wie de politieke coalitie heiliger is dan het lot van mensen.

Natuurlijk denken wij in Nederland niet hetzelfde over het probleem van de asielzoekers. Daar is de politiek ook voor, om verschillende opvattingen te hebben. Maar we hebben wel de plicht met elkaar over die verschillende opvattingen in gesprek te gaan. Het gezag wordt ondermijnd door slechte bestuurders die burgers niet verenigen, maar hen juist uit elkaar spelen.


(Prof. dr. A.B. Ringeling is hoogleraar bestuurskunde (in het bijzonder overheidsbeleid) aan de faculteit der Sociale Wetenschappen van de Erasmus Universiteit Rotterdam)

Geen opmerkingen: