donderdag, januari 29, 2004

Oppositie Of Gouverneur

IN de Amigoe van 24 januari wordt bericht over onenigheid onder staatsrechtsgeleerden met betrekking tot de staatsrechtelijke positie van de regering die in de huidige politieke situatie niet langer door een meerderheid in de Staten wordt gesteund. Uitgangspunt is de regel dat een kabinet (niet de regering) ontslag vraagt zodra moet worden vastgesteld dat meerderheidssteun ontbreekt. Het verwarrende is om te beginnen dat daarbij over de vertrouwensregel wordt gesproken als een regel van ongeschreven staatsrecht. Daarin ligt de suggestie dat je er nog allerlei kanten mee op kunt. Die suggestie is onjuist. De vertrouwensregel vloeit rechtstreeks voort uit de wel geschreven bepalingen over de ministeriële verantwoordelijkheid en het ontbindingsrecht. Voor wetgevende activiteit is vervolgens de vertrouwensregel niet nodig. Voor het maken van landsverordeningen is immers de instemming van beide partijen, regering en Staten, noodzakelijk; vertrouwen hoeft er niet te zijn.

Voor de bestuurlijke activiteit van de regering vertalen de bepalingen over de ministeriële verantwoordelijkheid en het ontbindingsrecht zich rechtstreeks in de vertrouwensregel. Als dat niet zo zou zijn, wordt immers de geschreven bepaling over de ministeriële verantwoordelijkheid een illusie. Het vertrouwen kan op twee manieren eindigen: door blijk van wantrouwen in de Staten, bijvoorbeeld door het aannemen van een motie waarin dat wordt uitgesproken, of door een breuk in de coalitie. Hier gaat het om het laatste. De breuk was zodanig dat geen enkele van de delen waarin de coalitie is uiteen gevallen, nog over een meerderheid in de Staten kon beschikken. Het kabinet dient in zo’n geval onverwijld als geheel ontslag aan te bieden. De gouverneur houdt vervolgens dat verzoek in beraad en vraagt de zittende leden van het kabinet aan te blijven en alles te blijven doen wat voor het land noodzakelijk is, in afwachting van een besluit tot ontbinding van de Staten of de formatie van een nieuwe coalitie. Het gehele kabinet is vervolgens demissionair. Als er een meerderheid is in de oude coalitie die net zo min een meerderheid in de Staten heeft, hebben de bewindslieden van die meerderheid op geen enkele manier een groter recht om aan te blijven dan de bewindslieden van een minderheid uit de oude coalitie. Het onderscheid is staatsrechtelijk niet relevant.

Pas daarna is er ruimte voor een afweging tussen ontbinding van de Staten of herstel van de coalitie of het zoeken naar een nieuwe meerderheid. Carlos Dip meent dat de regering enkele dagen de tijd kan nemen om een nieuwe meerderheid te vinden, alvorens ontslag aan te bieden. Dat is onjuist. Natuurlijk is die tijd er wel, maar pas na het aangeboden hebben van ontslag. Het probleem is, dat staatsrechtelijk het hele kabinet demissionair is, maar dat de ministers en staatssecretarissen hun ontslag niet hebben aangeboden. Bovendien hadden de nu wel ontslagen bewindslieden moeten aanblijven tot een nieuwe coalitie zou zijn gevormd of de Staten zouden zijn ontbonden. De gouverneur had hun ontslag daarom in beraad moeten houden. Steunen op elf zetels in de Staten of op drie is staatsrechtelijk niet van belang; het gaat om een meerderheid in de Staten. Arjen van Rijn zegt dat de bal nu bij de oppositie ligt. Ook dat is onjuist, dat blijkt ook wel uit de impasse waarin de Staten verkeren. De bal behoort nu bij de gouverneur te liggen, die uiteraard slechts kan handelen met instemming van de betrokken ministers, maar de gouverneur beschikt niet over de ontslagaanvrage van het voltallige kabinet-Godett, omdat die hebben verzuimd hun staatsrechtelijke positie te formaliseren in het aanbieden van ontslag.

Daar ligt het probleem, dat maakt de gouverneur vleugellam. Ook daarom is het niet aangeboden hebben van ontslag door het voltallige kabinet in strijd met de Staatsregeling. Op de keper beschouwd geldt dat overigens ook voor de aanvaarding van het ontslag van de inmiddels vertrokken bewindslieden. Het staatsrechtelijk vraagstuk is op dit moment een handhavingsvraagstuk. De plicht tot handhaving ligt om te beginnen bij de betrokken politici.


DOUWE BOERSEMA
(hoofddocent staats- en
bestuursrecht UNA)
Curaçao

Geen opmerkingen: